Logo

Oudste bewoonde plek vanHoorn

Prent met daarop het Statencollege gemaakt door Cornelis Pronk in 1727
Nu te zien en te doen

Het Westfries Museum is langdurig gesloten voor een grootscheepse renovatie en vernieuwing. De verbouwing is noodzakelijk vanwege de verzakkende fundering van het monumentale complex uit 1632: het Statencollege. Dat bestond oorspronkelijk namelijk uit zeven panden en deze zijn afzonderlijk van elkaar aan het verzakken. Maar welke functie had het monument bij oplevering in 1632 eigenlijk en wat is de historie van deze oudste bewoonde plek van Hoorn?

Bewoning vanaf 1250

Het gebouw dient al vanaf 1881 als museum, maar het Statencollege zelf werd in 1632 neergezet voor een ander doeleinde, namelijk als vergaderruimte voor de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier.

De oorsprong van deze plek gaat zelfs nog veel verder terug. Rond 1250 woonden er al mensen op de terp die nu de Roode Steen is. Met de ligging aan het water (voormalige Zuiderzee) en link met het vruchtbare achterland vormde het immers een uitstekende handelslocatie. Hier ontstond de stad Hoorn.

Een kijkje in het verleden

Als muren konden spreken. Ons monumentale gebouw bevat zoveel verhalen. Iris Breed van de gemeente Hoorn ving een aantal hiervan in deze video over het verleden van deze oudste bewoonde plek van Hoorn.

Een kijkje nemen in de toekomst? Bekijk dan de video van Iris Breed over hoe het vernieuwde museum eruit gaat zien op onze pagina over de vernieuwing en verbouwing van het museum.

Het eerste stenen huis van Hoorn

Vanaf de veertiende eeuw verrees op deze locatie het eerste stenen huis. Deze natuurstenen woning werd het Grote Stynhuys genoemd en was eigendom van Gijsbrecht van Nijenrode, baljuw van West-Friesland, Kennemerland en Nieuwburg. Een deel van de huidige overwelfde kelder van het Westfries Museum is een overblijfsel hiervan.

Er verrees een tweede stenen huis naast: het Hoge Huys of Proostenhuys genoemd. Rond 1450-1460 werd dit bewoond door Philips van Wassenaer, de Proost, de afgezant van de bisschop van Utrecht. De voorgevel stond aan de Jan Claeszoonsteeg, die ergens tussen 1474 en 1480 de huidige naam Proostensteeg kreeg. Ook hiervan is een deel van de overwelfde kelder nog aanwezig onder het huidige gebouw.

Machtsbolwerk

Op de plaats van de eerste stenen huizen verrees het huidige museumhoofdgebouw, dat in 1632 werd opgeleverd als vergaderplaats van de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier. Daarin waren zeven steden uit de regio vertegenwoordigd: hun wapens zijn terug te vinden op de getrapte gevel en in de vergaderzaal, de huidige Schutterijzaal. 

Het gebouw moest gezag uitstralen. Vandaar de luxe natuurstenen gevel voorzien van rijke ornamenten: een zeldzaam voorbeeld van een Hollandse renaissancegevel (Maniƫrisme) in de overgang naar de Hollands classicistische stijl, Hollandse barok.

De getrapte zuilenorde is overgenomen van de Italiaanse renaissance bouwmeester Palladio, ook wel de Palladiaanse stijl genoemd, maar de barokke vormen van de leeuwfiguren op de geveltreden wijzen op het Hollands classicisme.

Gevel Westfries Museum

Geel en blauw: kleuren Westfriese wapen

De binnenzijde van alle luiken op de gevel zijn geel en blauw geverfd, de kleuren van het Westfriese wapen. De zeven wapenschilden van de zeven steden op de gevel zijn links (van beneden naar boven) van Medemblik, Edam en Hoorn. Aan de rechterkant zijn de wapens van Purmerend, Monnickendam en Enkhuizen te zien. Het wapen in het gebroken fronton is van Alkmaar.

De functie van vergaderplaats werd in 1796 bij de instelling van de Bataafse Republiek opgeheven wegens hervorming van het gewestelijk en landelijk bestuur. De belangrijkste functies daarna waren Arrondissementsrechtbank van 1817 tot 1877, en gedeeltelijk Kantongerecht tot 1931. In 1931 kreeg het Westfries Museum de beschikking over het gehele pand.

De komende jaren wordt het monumentale complex volledig gerestaureerd en vernieuwd. Lees hier meer over het vernieuwde museum.